zaterdag 4 september 2010


“Typographers Soap”

Francis Ponge: “Zeep”

Ponge beseft dat er voor een vruchtbare verhouding tot de dingen meer nodig is dan alleen zintuiglijke aandacht: het anders-zijn van de dingen kan alleen tot de mens doordringen wanneer die bereid is, de dingen niet alleen zintuiglijk op te nemen, maar ze in zijn taal binnen te laten dringen, wanneer de dingen hun eigen stem krijgen in zijn taal. Het probleem van ‘de dingen’, van onze verhouding tot de zwijgende, materiële wereld om ons heen, is voor hem vooral een taalprobleem, of beter: een kwestie van uitdrukking.

Dat hij de zeep als onderwerp koos, was niet geheel willekeurig. Zeep was in de oorlog schaars. Daarbij was zeep, anders dan de door Ponge eveneens geliefde steen, een ding tussen natuur en cultuur in. Als een steen zo hard, maar als je de zeep tot spreken wilt brengen over zichzelf, glipt hij je uit handen. Het woord is zeep, zegt Ponge ergens, de betekenis schuim. Zodra wij over de dingen spreken, ontglippen ze ons. Dan worden ze onbereikbaar.

Ponge wijst erop dat de taal, als karakteristiek-menselijke eigenschap, toch niet ècht veel verschilt van het slijmspoor van een slak of van de schelp van een weekdier. Onze taal is een vorm, een ‘afscheiding’ als andere, die buiten onze eigen sfeer niets betekent.

Niet naar de farao's gaat zijn bewondering uit, die door een massa mensen een monument voor een enkeling lieten bouwen, maar naar ‘zekere schrijvers of musici die maat hielden, Bach, Rameau, Malherbe, Mallarmé -, bovenal de schrijvers omdat hun monument gemaakt is van de ware, gemeenschappelijke afscheiding van het weekdier mens, dat wat het best aangepast en afgestemd is op zijn lichaam, en toch op de sterkst denkbare wijze verschilt van zijn vorm: het woord.’

Geen opmerkingen: