zaterdag 6 maart 2010
Francois Villon begon zijn liederlijke carrière als studentenleider, eentje die vreugde vond in het tergen van de Parijse politiemacht en het verslepen van grensstenen om met de adellijke orde en de burgerlijke eigendomsrechten de draak te steken.
"Hij is mijn heerser noch mijn herder,
ik ben geen dank aan hem verplicht,
geen trouw, geen eerbetoon en verder
ben ik zijn teefje noch zijn nicht."
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
De kunstmatige scheiding tussen kleinkunst en letterkunst bestond in de vijftiende eeuw nog niet. De balladen, rondelen en oktijnen zijn dan ook geschreven voor mondelinge overdracht en niet in de eerste plaats om te lezen.
Het middeleeuwse balladen schema (ababcbc) lokt het gebruik van stoplappen en dwangrijmen uit en de vertaler Van Altena weet die vaak en vakkundig te ontwijken. Steeds zijn daar betekenisvolle rijmparen en -triassen: paviljoen - fatsoen - blazoen, kanon - donjon - bastion.
In de veertiende eeuw heeft het Nederlands het Franse vilain overgenomen. Vilein en vilain waren aanvankelijk aanduidingen voor de vrije boer, iemand die 'niet van adel' was.
Een reactie posten